Wet Afbreking Zwangerschap 40 jaar. Hoe heeft het zover kunnen komen?
1 November 1984 is een trieste dag in de Nederlandse geschiedenis. Vandaag precies 40 jaar geleden trad de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ) in werking. Waar abortus ooit als misdaad werd beschouwd, heeft Nederland zich sindsdien gepropageerd als een gidsland in het doden van ongeboren kinderen. Hoe kon ons christelijke land zover afglijden?
Abortus illegaal
In Nederland werd abortus in de Zedelijkheidswet van 1911, artikel 251, expliciet verboden. Artsen die abortus uitvoerden, werden streng vervolgd, tenzij het leven van de moeder in gevaar was. De wet kreeg brede steun, niet alleen van katholieken, maar ook van liberalen en socialisten. Abortus werd toen nog universeel erkend als het doden van een ongeboren kind. Deze wet handhaafde hun bescherming als een moreel en maatschappelijk fundament. Toch ontstond er halverwege de twintigste eeuw langzaam een gedoogzone waarin abortus stilzwijgend werd getolereerd.
De Seksuele Revolutie en de pil
De jaren zestig brachten de anticonceptiepil. Dit leidde de zogenaamde "Seksuele Revolutie" in. Daarmee veranderden de Nederlandse normen en waarden in korte termijn drastisch. Wat voorheen werd beschouwd als zedeloos gedrag, werd nu gestimuleerd als een stap richting ‘persoonlijke vrijheid’. Advocaten, zoals Christian Enschedé, begonnen juridische argumenten te geven voor een ruimere interpretatie van abortuswetten, en feministen pleitten voor het ‘zelfbeschikkingsrecht’ van de vrouw. De opkomst van deze bewegingen vormde een keerpunt waarin zwangerschap steeds meer als een last werd bestempeld, iets waar vrouwen zich van moesten kunnen ontdoen.
Lees ook: Links huilt krokodillentranen over toename babysterfte na abortusverbod
De "medische indicatie" en de oprichting van abortuscentra
Aanvankelijk hielden artsen zich aan de regel dat abortus enkel was toegestaan als het leven van de moeder in gevaar was. De interpretatie van deze “medische indicatie” verschoof echter snel. Gynaecoloog Gerrit-Jan Kloosterman en seksuoloog Coen van Emde Boas introduceerden in 1967 de praktijk om ook abortussen zonder medische noodzaak uit te voeren. Ze volgden hiermee het voorbeeld van communistische landen waar abortus al als een soort ‘nabehoedmiddel’ gold. Dit leidde in Nederland tot de oprichting van de eerste abortuscentra. De bekendste was toen de Oosterparkkliniek. Daar kwamen vrouwen uit het binnen- en buitenland naartoe om hun ongeboren kind te laten doden.
Bloemenhove en de politieke strijd
Nederlands meest beruchte abortuscentrum was Bloemenhove. Dit abortorium werd in 1971 geopend en groeide snel uit tot een centrum dat tot wel twintig weken oude kinderen aborteerde. Hoewel abortus nog verboden was, werd deze praktijk stilzwijgend getolereerd. De rechtsorde stond op het spel toen Bloemenhove het land verdeelde: christelijke en conservatieve politici vochten voor de sluiting van het centrum, terwijl progressieve partijen, met de PvdA en de VVD voorop, pleitten voor een bredere abortuswetgeving. Dit leidde tot een hevige politieke strijd, waarbij Justitieminister Dries van Agt van het CDA zich verzette tegen de gedoogsituatie rond abortus. Toen een Duitse vrouw aangifte deed tegen Bloemenhove na complicaties tijdens een abortus, besloot Van Agt het centrum te sluiten. Het bleek echter een moeizame operatie; activisten verhinderden de sluiting en de socialistische minister Irene Vorrink lekte gevoelige informatie naar Bloemenhove, wat Van Agt later een “staatsrechtelijke schande” noemde.
Van Agt en de crisis in het kabinet-Den Uyl
In de daaropvolgende politieke strijd bood Van Agt een tijdje weerstand tegen de druk vanuit het kabinet-Den Uyl, dat door socialistische en liberale leden werd gedomineerd. Uiteindelijk zwichtte Van Agt toch, een onvergeeflijk moment van zwakheid van de katholiek. Feministische groepen, zoals de Dolle mina’s, hielden protesten met slogans als “Baas in eigen buik.” Dit leidde in 1976 tot een wetsvoorstel om abortus uit het strafrecht te halen. Dit werd echter door een krappe meerderheid in de Eerste Kamer werd verworpen. Kort geleden mislukte een soortgelijke poging wederom.
Het abortusdebat en de christelijke tegenbeweging
De Nederlandse samenleving kende vanaf het begin ook een sterke pro-life beweging. In 1973 richtte pater Jan Koopman Stirezo op (Stichting recht zonder onderscheid). Als stichting veroordelen we abortus als moord op het ongeboren kind. We streven naar het behoud van het recht op leven. De campagne van Stirezo, samen met organisaties zoals de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK), bracht abortus hoger op de politieke agenda als moreel onaanvaardbaar en ongrondwettig. Met grote demonstraties en petities, waaronder een met maar liefst 700.000 handtekeningen op het Binnenhof, werd de roep om bescherming van het ongeboren kind een nationale kwestie.
De lange dodenmars naar de Wet Afbreking Zwangerschap
In 1980 diende Job de Ruiter (CDA) in samenwerking met VVD'er Leendert Ginjaar een wetsvoorstel in dat uiteindelijk, ondanks aanhoudende protesten van christelijke en conservatieve groepen, in 1981 nipt werd aangenomen (76 voor, 74 tegen). De Wet Afbreking Zwangerschap trad in werking op 1 november 1984, wat een formaliserende stap was in het legaliseren van abortus in Nederland. Hiermee werd de macabere wens van de progressieve partijen, om het ‘recht’ op het doden van ongeboren kinderen wettelijk vast te leggen, vervuld.
Lees ook: Abortus in strafwet: méér dan symboliek
Abortus als politiek instrument
Irene Vorrink, die een sleutelrol speelde in de abortuswetgeving, was een van de prominentste voorstanders van deze beweging. Net als haar vader, SDAP-voorman Koos Vorrink, zag zij abortus als een onderdeel van de socialistische strijd. Vorrink was er heilig van overtuigd dat abortus bijdroeg aan de ‘bevrijding’ van de vrouw. Haar passie voor progressieve verandering reikte verder: Vorrink was ook voorstander van de legalisering van drugs en declassificeerde hasj en marihuana, wat later door Van Agt werd overgenomen.
Wet Afbreking Zwangerschap, 40 jaar later
Vandaag, 40 jaar later, blijft de WAZ een tragisch symbool van de revolutionaire veranderingen die Nederland heeft doorgemaakt. De legalisering van abortus is een trieste overwinning van een seculiere moraal die het recht op leven ondergeschikt maakte aan een antichristelijke ideologie die het eigen genot en ‘autonomie’ ten koste van het goede nastreeft. Wat begon met het uithollen van de wet, eindigde in een volledige acceptatie van het doden van ongeboren leven. Het recht op leven, dat zo fundamenteel is, werd 40 jaar geleden op het altaar van progressieve idealen geofferd.
De rol van de pro-life beweging
Het verzet tegen de abortuspraktijken heeft niet afgedaan. Pro-life organisaties zoals Stirezo blijven zich sterk maken voor de bescherming van ongeboren kinderen en richten zich op bewustwording in de samenleving. Na decennia van politiek gekonkel en juridische strijd is de vraag nog steeds actueel: wanneer komt er weer ruimte voor de bescherming van het ongeboren kind in Nederland? De Wet Afbreking Zwangerschap herinnert ons aan de pijnlijke realiteit dat jaarlijks tienduizenden kinderen hun leven niet mogen leiden, en dat deze strijd voor hun leven voor ons allen een plicht is.
Verlies niet de moed
Op een dag als vandaag valt het niet mee om hoopvol te blijven. Want inmiddels is ook de vijf dagen bedenktermijn afgeschaft en wordt de abortuspil verstrekt door de huisarts. Toch is er ook reden tot hoop. Abortus staat nog steeds in het strafrecht, en we hebben nu een kabinet zonder activistische abortuspartijen. Bovendien heeft Roe v. Wade, de federale wet die abortus legaliseerde in de Verenigde Staten, vijftig jaar bestaan voordat het vernietigd werd. Met het groeiende pro-life werk van Stirezo en andere organisaties is er geen reden om te denken dat ook in Nederland over niet al te lange tijd het tij zal keren.
Laatst bijgewerkt: 1 november 2024 15:28